woensdag 28 december 2011

Tekeningen kinderen groep 1/2










Wij kregen de opdracht van onze leerkracht om kinderen uit onze stage tekeningen te laten maken. De kinderen kregen de opdracht om een mensfiguur in een omgeving te tekenen. Na deze opdracht hebben we de kinderen naar de verhoudingen op de tekeningen laten kijken. Het viel hen op dat bijvoorbeeld de armen langer waren dan het lichaam zelf. Dit klopt dus niet helemaal! De kinderen wilden het zelf nog een keer proberen en gingen dan ook op de verhoudingen letten. Hierboven hebben wij ook bekeken in welke teken-fase deze kinderen zitten. We hadden natuurlijk alle tekeningen willen laten zien, maar hebben een selectie moeten maken.


Jada
5 jaar, 4 maanden
Ruimte: fase 2 - Alles zweeft
            fase 3 - Onderrand is de grondlijn
Vorm:  fase 5 - De complete mensfiguur (dubbele armen)




Faya
4 jaar, 8 maanden
Ruimte: fase 2 - Alles zweeft
            fase 3 - Onderrand is de grondlijn
Vorm:  fase 3 - Kopvoeter met lijfaanduiding
            fase 4 - De draadfiguur (alle details)









Anne
5 jaar, 3 maanden
Ruimte: fase 4 - Zelfgetekende grondlijn
fase 3 - Onderrand is de grondlijn
Vorm: fase 3 - Kopvoeter met lijfaanduiding
fase 5 - De complete mensfiguur (dubbelgetekende armen)








Groep 1/2
Beeldend doel: De leerlingen kunnen mensfiguren tekenen met betere verhoudingen.
Technisch doel: De leerlingen gebruiken realistische kleuren bij het ontwerpen van een mensfiguur. Ook leren ze om te werken met lichte en donkere kleuren met potlood.

Informeren en instrueren: 
We vertellen dat we een mens gaan tekenen met potlood. Hierbij vertellen we dat we het belangrijk vinden dat alle verhoudingen kloppen! Dat er 5 vingers zijn, het hoofd niet te groot is. Er oren, ogen, neus en een mond zijn. We laten een kind voor de klas komen en vragen of de kinderen alles aan kunnen wijzen. Hierdoor worden de verhoudingen ook benadrukt en weten de leerlingen waar alles zit.
We gaan tekenen met potlood. We vragen welke kleur de huid heeft en welke kleur de haren hebben. We vertellen dat de tekening er zo echt mogelijk uit moet zien! Ook vertellen we dat je  met potlood hele leuke dingen kan doen. Je kan met potlood hele donkere kleuren maken maar ook hele lichte! Dit doen we voor, zodat de leerlingen snappen dat je door zachtjes op een potlood te drukken lichtere kleuren krijgt. Door harder op een potlood te drukken, krijg je donkerdere kleuren.  Ook laten we een tekening zien die al af is waar deze technieken in gebruikt zijn.

Nabeschouwing:
Nabespreking: Als de leerlingen klaar zijn met de opdracht, bespreken we de opdrachten na. Eerst vragen we waar de kinderen ook al weer op moesten letten. Daarna vragen we wat de leerlingen van de opdracht vonden. Is de opdracht goed gelukt? Wat was er nog lastig en waarom? Wat ben je het meest tevreden over?
Beoordeling: We vergelijken de tekeningen met eerder gemaakte tekeningen. Als het goed is moeten we nu duidelijk verschillen kunnen zien. De leerlingen zijn namelijk bewuster bezig geweest met het tekenen van een mensfiguur. De verschillen die we zien moeten zichtbaar zijn in het kleurgebruik en de verhoudingen. Is dit het geval dan zijn de doelen behaald.

Presentatie:
Tijdens de presentatie hebben we tekeningen meegenomen van groep ½. In deze klas hebben een paar kinderen deze opdracht gekregen. Je zag tussen de tekeningen duidelijk verschil. Op de ene tekening was duidelijk een gezicht te zien met ogen, neus en een mond. Op de andere tekening was dit niet het geval. Ook had dit poppetje 2 benen, 2 armen en 10 vingers! Dit klopte op de vorige tekening nog niet. Ook was het kleurgebruik realistischer. De opdracht was dus met goed resultaat afgesloten. We hebben de tekeningen laten zien van deze groep. Kleuters zijn dus ook goed in staat om een herkenbaar mensfiguur te tekenen.

Reflectie:
Deze opdracht heeft Cheyenne ook echt uitgevoerd in haar stage. Het resultaat daarvan was heel goed, beter dan dat we hadden verwacht! Bijna alle kinderen hadden een beter mensfiguur getekend dan dat ze voor de opdracht deden. Ook het kleurgebruik was beter geworden. We waren verbaasd over het resultaat, kleuters zijn dus goed in staat om een herkenbaar mensfiguur te tekenen. De kleuters zelf vonden het ook erg leuk om te doen en waren erg enthousiast. Je zou op deze tekeningen een vervolgstap kunnen doen door verder te gaan met hoe zien handen eruit, waar staan de ogen ongeveer in het gezicht. Verschil tussen grote poppetjes en kleine poppetjes.

Lesplan:
Als eerste hebben we doelen gesteld over het tekenen van een poppetje. Wat wilden we zien en waar gingen we op letten? Daarna hebben we dit aan de kinderen verteld, voorbeelden laten zien en dingen aangewezen. Ook hebben we voorgedaan hoe je je potlood kon gebruiken. Daarna hebben we de les besproken en bekeken of de doelen zijn behaald. Als laatste hebben we deze resultaten gepresenteerd in de presentatie op school. 

Vervolgopdracht kindertekeningen:
1.       Letten op het gezicht, wat zie je allemaal in het gezicht, waar zitten de ogen, oren, neus en mond? Dit laten aanwijzen bij de kinderen. Vervolgens deel je spiegeltjes uit waar de kinderen hun eigen gezicht mee kunnen natekenen.
2.       Verhoudingen? Hoe groot is papa? Hoe groot ben jij? En hoe groot is jouw kleine broertje? Jouw handen zijn die even groot als de handen van papa? We gaan oefenen met het tekenen van grote figuren en kleine figuren. Hier kunnen ze de handen vergelijken met die van de juf.
3.       Hoe ziet een hand er uit? We gaan handen tekenen. Dit doen we eerst door handen om te trekken. Hier tekenen we nagels op, ringen enz. Daarna gaan we weer een poppetje tekenen en letten we op hoe we de handen tekenen.
4.       Kleren tekenen. Iedereen heeft kleren aan. Maar hoe zitten die kleren eigenlijk om je lichaam? Waar begint je broek? Tot waar komen je sokken? Heb je een t-shirt aan of misschien een jurk? We kijken naar elkaars kleren. De kinderen krijgen een vel waar al een poppetje op staat en mogen dit poppetje aankleden.
5.       Iedereen woont natuurlijk in een huis. De kinderen nemen een foto van thuis mee waar ze met het huis op de foto staan. Hoe ziet het huis eruit? Waar zit de voordeur? Hoe ziet een raam eruit? Tot waar kom jij als je in de voordeur staat? Dit kunnen we ook zien bij de deur in het klaslokaal. De kinderen mogen hun huis teken met zichzelf erbij.
6.       Jezelf tekenen.  Hoe zie jij er zelf uit? Welke kleren heb je aan? De leerlingen nemen een foto van zichzelf mee en mogen zichzelf natekenen.
7.       Een oog natekenen. Hoe ziet een oog er eigenlijk uit? Is die rond of ovaal? Zitten er nog haartjes bij? We gaan ogen tekenen! Groot voorbeeld oog maken en in de klas hangen. Ook spiegeltjes zodat leerlingen naar elkaars ogen kunnen kijken.